Blog
Twee vrouwen houden een hartje vast om elkaar te ondersteunen

Met mijn jongste dochter - die in een verlatingsangstpiek zit en dus als een aapje aan me vastgeplakt hangt – op mijn rechterheup, verzamel ik met mijn linkerhand de spullen die ik nodig heb. Hun bekers, wat snacks, de zonnebrandcrème en de zonnebril van mijn oudste dochter.

Ik vraag haar om op de bank te gaan zitten en terwijl ik door mijn knieën zak, voel ik mijn benen trillen van het sporten de dag ervoor. Ik stop haar veel te snel groeiende voetjes in haar schoenen en als ze mijn handen wegduwt, want de rest kan ze “echt makkelijk zelf”, probeer ik weer omhoog te komen. Wat met mijn spierpijn en mijn kleinste in mijn armen niet heel makkelijk gaat.

Ik slaak een diepe zucht als ik weer sta. “Even doorpakken”, zeg ik zachtjes tegen mezelf. Daar gaan we, mijn kleinste – al tegenstribbelend – voorin de kinderwagen en mijn oudste achterop het zo handige stoeltje. Mijn ogen branden en ik vraag me af of het komt door de zon of door het slaapgebrek.

Naar de speeltuin

De ochtend begon zoals iedere dag, en altijd na een gebroken nacht, weer vóór zes uur. Het is pas het begin van de middag, maar het voelt al avond voor me. Met de speeltuin in het zicht scannen mijn kleine ogen meteen de situatie. Zijn er nog meer kindjes? Heb ik de moeders die er zijn al weleens eerder gezien?

Het is rustig. Er zijn twee oudere kindjes waar mijn dochter meteen mee wil spelen. Ze is pas net 3, maar speelt het liefste met meisjes van een paar jaar ouder (jongens vindt ze – nu nog – totaal niet interessant). Het hangt van haar bui af of ze zelf vraagt of ze mee mag spelen, of dat ik het moet doen, maar vandaag durft ze het zelf.

Terwijl ik alle schepjes en het andere meegebrachte speelgoed in het zand zet, zie ik haar in mijn ooghoek op ze afstappen. Zo verlegen, maar zo zelfverzekerd tegelijkertijd. Met haar beide handjes op haar rug hoor ik haar lieve stemmetje zeggen: “Hi, can I play with you?” Mijn hart vult zich met warmte en trots. Mijn kleine meisje.

Ik laat mezelf zakken in het zand. Rechts van me zit mijn oudste dochter spelend met de oudere meisjes en links zie ik mijn jongste dochter met haar handjes door het zand gaan. Vervolgens gaan ze hoog in de lucht en terwijl ik alle zandkorreltjes in haar haren, oren en nekje zie verdwijnen, gaat er nog een laatste handje haar mond in. Ik glimlach.

De andere moeder

In mijn ooghoeken zie ik haar aankomen. Ik herken haar meteen. We glimlachen naar elkaar en beginnen te kletsen. De vorige keer dat we elkaar voor het eerst zagen, daar op dezelfde plek, vertelde ze me haar verhaal. Ze was begin 40, kon geen kinderen krijgen en had samen met haar man vijf jaar geleden een paar dagen oude baby geadopteerd. De jaren die volgden waren zwaar voor haar. Het moederschap leren omarmen, met alle uitdagingen die erbij horen.

Haar zoon bleek gedragsproblemen te hebben en ze had er een zware dobber aan, vertelde ze met veel liefde in haar stem. Ze sprak haar respect voor mij uit, fulltime thuis met twee kindjes aan de andere kant van de wereld zonder een vangnet om me heen. We hadden een gelijkwaardig en fijn gesprek – dat uiteraard constant door onze kinderen werd verbroken – en eenmaal weer thuis dacht ik nog vaak aan haar.

De woedeaanval

Dit keer zat normaal kletsen er absoluut niet in. Na twee zinnen gewisseld te hebben, kreeg haar zoontje een enorme woedeaanval. Hij pakte al het speelgoed van mijn dochter en haar “vriendinnetjes” af, gooide het meters verderop weg en wierp zichzelf met gebalde vuisten gillend in het zand. Mijn dochter was totaal overrompeld door de gebeurtenis en zat met grote ogen naar hem te kijken.

“We kennen het allemaal. Het gevoel dat je de controle totaal verliest. Het besef dat ‘dat ene kind dat gillend en krijsend in de supermarkt ligt’ opeens jouw kind is

We kennen het allemaal. Het gevoel dat je de controle totaal verliest. Het besef dat ‘dat ene kind dat begint te gillen en te krijsen in de supermarkt’ opeens jouw kind is. De momenten waarop je denkt: voordat ik moeder was, wist ik zeker dat mijn kind dit niet zou gaan doen, en kijk ons nu. Ik kan niet anders dan met haar meevoelen. Ze probeert het fantastisch op te lossen, hem af te leiden, gerust te stellen, hem uit de situatie te halen. Maar niks werkt. Het gaat van kwaad tot erger.

De achtervolging

Terwijl ze hem probeert op te tillen, schopt en slaat hij haar zo hard, dat ze hem weer op de grond moet laten liggen, om tot adem te komen en het opnieuw te proberen. Inmiddels zijn de tranen die in haar ogen stonden over haar wangen gevallen en ik voel een knoop in mijn maag. Snel heb ik het speelgoed aan de meisjes teruggegeven en terwijl ik langzaam opsta, hopende dat vooral mijn jongste dochter niet doorheeft dat ik van haar wegga, zie ik dat ze hem in een soort houdgreep heeft en naar haar auto loopt.

Ik loop achter haar aan en terwijl haar gehuil inmiddels hoorbaar is, laat ze hem los om haar auto te kunnen openen. Hij rent weg maar ik kan hem met mijn rechterarm nog net pakken. Met grote, troosteloze, paniekerige ogen kijkt hij me aan. Ik begin heel zachtjes een liedje voor hem te zingen en zeg ondertussen tegen haar: “You got this, alles komt goed.”

Ze doet de achterdeur van de auto open en samen proberen we hem in zijn stoel te krijgen. Hij is zo groot en zwaar, dat het amper lukt. Ze trilt en zegt: “Ik kan hem niet meer tillen, hij is te zwaar. Het is voor mij te zwaar, ik ben zo uitgeput…” Terwijl ik zijn benen vasthoud en zij de gordel om zijn lijf snoert, antwoord ik: “Ik weet het…”

“Als we zijn deur dichtdoen, breekt ze. Ik pak haar vast en voel haar natte gezicht in mijn nek.

Als we zijn deur dichtdoen, breekt ze. Ik pak haar vast en voel haar natte gezicht in mijn nek. Met een schuin oog kan ik over haar schouder kijken en zie mijn kindjes nog steeds rustig spelen. Ik klem mijn armen nog wat steviger om haar heen. Dan kijk ik haar aan en zeg ik “Je bent een fantastische moeder. Hij heeft ontzettend veel geluk met jou. Hou vol. Het gaat beter worden.” Ze knikt, fluistert: “Bedankt”, stapt snikkend haar auto in en rijdt vervolgens hard weg.

Avondroutine

Terwijl ik haar uitzwaai en de auto de hoek om zie rijden, zit mijn adem heel hoog en staan de tranen in mijn ogen. Haar onmacht, haar zwaarte, haar verdriet. Ik loop verslagen terug naar mijn lieverds en als ik bijna onopgemerkt ijverig begin aan het bouwen van een zandkasteel, vraagt mijn oudste dochter – die een hooggevoelige voelspriet heeft voor mijn gemoedstoestanden – “Ben je blij mama?” Ik glimlach naar haar en knik ja.

In gedachten tel ik tot tien als ik met de meisjes weer naar huis toe loop. Ik denk aan mijn eigen woorden naar haar: “You got this”. De voordeur valt achter me dicht en de race gaat beginnen. Het is inmiddels zo gewoon en toch voelt het elke avond als een overwinning als het weer gelukt is.

Ik laat mijn oudste dochter nog even spelen en probeer mijn jongste dochter, die heel moe is, af te leiden met vrolijke muziek, terwijl ik het eten voorbereid. Als ze eenmaal eten, raas ik als een tornado door het huis om de ravage die elke dag wordt aangericht op te ruimen, hun kamertjes klaar te maken voor de nacht en laat ik het bad vol lopen.

Na het bad – wat de ene dag feest is en de andere dag weer een totaal drama kan zijn – trek ik hun pyjama’s aan. We kijken nog even naar Sesamstraat als ik mijn jongste dochter haar fles geef.

Als we de garagedeur open horen gaan, springen ze allebei omhoog. “Papa is thuis!” Hij geeft het laatste beetje van de fles en moet een paar keer heen en weer naar haar kamertje voordat ze haar ogen dichtdoet.

Ondertussen lees ik mijn oudste dochter voor en als ik daarna op haar stoel zit – wachtende tot ze slaap valt – voel ik hoe moe mijn benen zijn. Ik dommel bijna weg, in het donker, terwijl ik haar vertrouwde adem na een tijd steeds zwaarder hoor worden.

Terug in de woonkamer plof ik neer op de bank. Voor hoelang is elke avond weer de vraag, maar voor nu slapen ze even. Het moment waarop ik eindelijk even met familie of een vriendin zou kunnen bellen. Maar het is negen uur later in Nederland, midden in de nacht.

We got this

Buiten is de warme zon verdwenen en inmiddels is het donker. Ik sta op om de gordijnen dicht te doen en als ik naar buiten kijk, schieten mijn gedachten direct naar haar.

Zij, die hopelijk ook net op de bank is geploft en zichzelf een glas wijn inschenkt. Zij, die in mijn tijdszone zit. Zij, voor wie nu ook – na een lange en intense dag – de avond eindelijk begint. Ik zie voor me hoe ze tot tranen geroerd haar man, of een vriendin die misschien wel belt, vertelt over het voorval in de speeltuin.

Ik denk aan haar. En ik voel, door de donkere hemel van Bakersfield heen, dat zij ook aan mij denkt.

We got this.