Moeder praat in de slaapkamer met peuter over de dood

Hoe ziet de hemel eruit? Wat eten mensen die dood zijn? Wanneer komt opa weer terug? Een kindje komt vaak met simpele vragen als iemand is overleden. Wat de dood precies inhoudt, is voor hem moeilijk te begrijpen. Het is belangrijk om met je kindje over de dood te praten. Hoe pak je dat aan en waar moet je rekening mee houden?

Praten over de dood: waarom?

Het liefst wil je je kindje behoeden voor verlies, dood en rouw. Toch krijgt hij er vroeg of laat mee te maken. Opa en oma komen ooit in zijn leventje te overlijden. Misschien verliest een kindje uit zijn klas één van zijn ouders. Maar het kan ook kleiner zijn dan dat: het huisdier van je kindje gaat dood, of hij ziet op straat een dood vogeltje liggen en stelt daar vragen over.

Bij het overlijden van een dierbare komen emoties omhoog waar je kleintje zich geen raad mee weet. De kans bestaat dat zijn fantasie op hol slaat en hij dingen gaat bedenken die niet kloppen. Daardoor kan hij bang worden. Het kan daarom goed zijn om het soms over de dood te hebben. Zelfs nog voordat je kindje direct wordt geconfronteerd met verlies.

Logo Picnic
In samenwerking met Picnic

Recept van de week: Schatzoekers met zoete aardappelfriet en doperwtjes

Dit recept is voor alle tafelpiraten: gezond, makkelijk en lekker. Het ideale gezinsrecept dus!

Zo maak je het

Wat begrijpt je kindje op welke leeftijd?

Tot ongeveer 3 jaar

Je kindje heeft er geen besef van wat het precies betekent als iemand doodgaat. Baby’s, dreumesen en peuters voelen het echter wel aan als er iets heftigs in de omgeving speelt. Ze reageren op de emoties van hun ouders door ander gedrag te vertonen dan normaal. Ze gaan bijvoorbeeld slechter slapen of worden aanhankelijker.

Je kan met je kindje van 3 jaar nog niet echt praten over de dood, maar het helpt wel om de dagen zoveel mogelijk hetzelfde te laten verlopen. Houd vaste rituelen aan en geef je kindje liefde, aandacht en troost, hoe moeilijk dat misschien ook is als er een dierbare is overleden.

4 of 5 jaar

Je kindje kent het woord ‘dood’, maar ziet dit als iets tijdelijks. Hij heeft op deze leeftijd nog geen tijdsbesef en snapt niet wat het betekent als iemand ‘nooit meer’ terugkomt. Omdat hij wel aanvoelt dat de dood een heftig en ingewikkeld onderwerp is, kan het goed zijn om er af en toe open met hem over te praten. Leg bijvoorbeeld uit wat het verschil is tussen levende en levenloze dingen. Een insect, boom of mens leeft, een bank niet.

Vanaf 6 jaar

Je kindje begint te beseffen dat de dood niet tijdelijk is en dat alles wat leeft, ook dood kan gaan. Hij kan hierdoor angstig worden. Het is goed om zo normaal mogelijk over een overledene te blijven praten en ruimte te geven aan gevoelens. Maak duidelijk dat je kindje boos en verdrietig mag zijn. Zo leert hij dat het geen verboden onderwerp is, maar dat de dood iets is wat bij het leven hoort.

Hoe praat je over de dood met je kindje?

Het is belangrijk om open en eerlijk over de dood te praten. Je kindje begrijpt waarschijnlijk meer dan je denkt. Als iemand op sterven ligt, hoef je niet alles tot in detail te vertellen, maar eromheen draaien met verzonnen verhalen is ook niet nodig. Je kan het beste simpele en duidelijke taal gebruiken. ‘Oma’s hart is ziek en de dokter kan het niet beter maken.’

Je hoeft je kindje niet te overladen met informatie, gedoseerd uitleg geven werkt beter. Als je kindje een vraag stelt, (Komt opa ooit nog terug?), probeer er dan zo eerlijk mogelijk op te antwoorden (Helaas niet, lieverd). Stel een wedervraag (Verdrietig hè) of laat je kindje zelf nadenken (Waar denk jij dat hij nu is?). Heb het er een paar minuutjes over en ga daarna verder met iets anders.

Om een gesprekje op gang te brengen kan je ook hulpmiddelen gebruiken. Er bestaan voor elke leeftijd boekjes over rouwen en de dood. Het kan ook helpen om een situatie na te spelen met poppetjes, samen met je kindje een tekening te maken of een film te kijken waarin iemand overlijdt, zoals De Leeuwenkoning of Bambi. Ook kan je samen foto’s bekijken van de overleden dierbare.

Peuter huilt in mama's armen vanwege de dood van een dierbare

Reacties van je kind

Je kindje kan onverschillig of ongeïnteresseerd reageren als jij vertelt over de dood. Kijk er niet raar van op als hij meteen weer met zijn auto’s gaat spelen. Dit betekent niet dat het onderwerp hem niet raakt, het duurt alleen even voor hij de informatie heeft verwerkt. Waarschijnlijk weet hij nu even niet wat hij met deze boodschap aan moet, maar komt hij er later op terug. Misschien zelfs op een moment dat jij het totaal niet (meer) verwacht.

Met het verlies van een dierbare gaat je kindje anders om dan een volwassene. Hij uit zijn verdriet meer in stukjes: hij moet opeens even heel hard huilen en gaat daarna weer vrolijk verder met spelen. Je zal misschien merken dat je peuter ook onbevangener omgaat met de overledene. Jonge kindjes zijn vaak niet bang om een lichaam aan te raken of een kus te geven. Een peuter beseft nog niet dat jij ook dood kan gaan, een ouder kind wel. Hij kan dan bang worden om jou kwijt te raken.

Het kan na de dood van een dierbare lijken alsof het goed gaat met je kindje. Hij vertoont geen gek gedrag en speelt zoals altijd lief met andere kindjes. Toch kan er meer in zijn hoofdje omgaan dan je denkt. Het is mogelijk dat hij zijn emoties wegstopt, omdat hij het idee heeft dat hij zich lief moet gedragen of om jou en je partner te sparen. Het kan daarom goed zijn om het onderwerp toch regelmatig ter sprake te brengen, ook al geeft je kindje daar geen aanleiding toe.

Tips bij praten over de dood

Hoe je het beste met je kindje kan praten over de dood, hangt af van zijn leeftijd en karakter. Deze tips helpen je alvast op weg:

  • Betrek je kindje bij de situatie. Leg uit wat het betekent dat oma op sterven ligt en bereid hem voor op wat hierna gaat gebeuren. Vertel bijvoorbeeld hoe een begrafenis verloopt, waarom iedereen in het zwart gekleed is en leg uit dat mensen verdrietig zullen zijn (en dat dat niet erg is).
  • Geef ruimte aan vragen. Je kindje kan op de raarste momenten vragen over de dood stellen, ook als dit niet zo goed uitkomt. Probeer toch altijd te luisteren en duidelijk antwoord te geven.
  • Geef ruimte aan emoties. Leid je je kindje normaal gesproken af als hij boos reageert? Nu kan het goed zijn om hem even uit te laten razen. Boosheid is een emotie die bij rouw hoort. Het is goed als je kindje voelt dat deze emotie er mag zijn.
  • Toon zelf ook je emoties. Het is niet erg om te huilen waar je kindje bij is. Hier leert hij juist van dat je je verdriet mag uiten. Probeer het wel te doseren. Als je bij elk gesprek zodanig moet huilen dat je je kindje niet meer kan troosten, kan hij daarvan schrikken en denken dat hij zich maar beter groot kan houden voor jou.
  • Laat je kindje ‘kind’ zijn. Het kan voorkomen dat je kindje juist vrolijk is op het moment dat iedereen huilt. Of dat hij wil spelen als iedereen rustig bij de condoleance zit. Laat hem lekker zijn gang gaan. Je kindje uit zijn emoties op zijn eigen manier, in zijn eigen tijd, en niet per se op momenten dat het algemeen geaccepteerd is.
  • Neem de emoties van je kindje serieus. Stel: zijn huisdier overlijdt kort nadat oma is overleden. Het kan zo zijn dat je kindje hier even heftig of zelfs heftiger op reageert. Probeer dit serieus te nemen. Voor ons is de dood van een persoon doorgaans wat anders dan de dood van een dier, maar voor je kleine kan dit net zo ingrijpend zijn. Het is voor hem belangrijk om op dezelfde manier afscheid te nemen.
  • Gebruik prentenboeken. Een verhaal kan helpen bij het praten over dit onderwerp. Je vertelt je kind namelijk op een zachte manier wat er gebeurt wanneer iemand er niet meer is. Uitgeverij Beijers is gekoppeld aan uitvaartonderneming. ‘Beijer uitvaartzorg’. Zij hebben een aantal boekjes uitgegeven die kunnen helpen bij het praten over de dood met je kindje: Als je dood gaat, verhuis je en Als iemand overleden is. Voor kinderen die te maken krijgen met een stilgeboren broertje of zusje is Stil erg passend. Deze verhalen kunnen helpen als je het zelf lastig vindt om woorden te vinden.